zaterdag 11 juni 2016

Zondag 6 februari 1977 (G)

Vanochtend met de trein van half elf naar Amsterdam vertrokken voor het zesde concert in de serie Z. Eindelijk weer eens naar mijn geliefde hoofdstad voor het Concertgebouw. De laatste drie keer ben ik niet geweest om diverse redenen die ik niet meer weet. Drie keer gemist en dat is jammer want een abonnement op de serie is niet goedkoop.
Men begon met opus 7 van Richard Strauss (het concert was gewijd aan deze componist), en wel de serenade voor 13 blazers die aan Dvorak deed denken, heel romantisch en neo-klassiek is dit korte werk van de nog jonge Strauss. Had het niet eerder gehoord en vond het best mooi hoewel niet alle blazers hun partij goed afwerkten. Hier en daar zat er wat 'scheef'.
Daarna Elisabeth Soderstrom met 'Vier Letzte Lieder'. Dit is zo wonderschoon en ontroerend dat het me telkens weer moeite kost de tranen te bedwingen. Heb op de plaat Schwarzkopf en Szell en volgens kenners is dat een van de mooiste opnamen van dit werk. Als je gewend bent aan de fraaie stem van Schwarzkopf in dit werk, dan is elke vergelijking een beetje onredelijk. Zo was in de uitvoering van het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink en Soderstrom de tekst haast niet te verstaan en kwam dat nou doordat het orkest zo luid speelde of kwam dat door het zilveren stemgeluid van de sopraan?
Na het tweede lied (September) keerde Haitink zich plotseling om naar de zaal en vroeg het publiek vriendelijk doch dringend bij het hoesten een zakdoek te gebruiken om het geluid te dempen. Ergerlijk dat gehoest en geproest door een stel onbeleefde griezels. Zet die lui desnoods uit de zaal zou ik zeggen! Geweldig van Haitink dat-ie het geteisem tot de orde roept en dat voor een volle zaal.
Het applaus na afloop was stormachtig en de soliste kwam maar liefst vier keer terug op het podium. Vier keer die lange enge trap af in het Concertgebouw, dat mag je van te voren wel repeteren want anders breng je het er niet zonder kleerscheuren van af.
Na de pauze - waarin Ineke en ik naar de solistenkamer zijn gegaan maar waar we niet in mochten omdat minister Van Doorn er was - maar later nog 'ns geprobeerd en toen lukte wel waar we de eerste keer voor waren gekomen: het bemachtigen van de handtekening van de sopraan.
Na de pauze Don Quixote opus 35, een bij tijd en wijle oervervelend stuk muziek van Strauss. Tibor de Machula speelde zijn aandeel met het groots mogelijke gemak en oogstte daarmee veel succes. De eerste tien minuten van dit werk zijn werkelijk niet om aan te horen. Maar dat gold niet voor de solist want zijn cello-spel was zowel volmaakt van klank, als indrukwekkend van voordracht.
Na het concert hebben we Otto even gebeld en spraken af in Eylders op het Leidseplein. Daar even gezeten en het mateloze gezeur van Dubois aangehoord over een dagcentrum en een gestoorde persoonlijkheid...heb het niet allemaal gevolgd maar het zal wel aangrijpend zijn geweest. Hij stelde opeens voor om naar een (Spaans) restaurant te gaan want dat was volgens de overlevering erg goed. Inderdaad was het eten wel te pruimen en toen de nota kwam (f. 49.50) kregen we een kanonnade van verwensingen over ons heen omdat hij merkte de nota alleen te moeten afrekenen. Vanzelfsprekend was ik wel bij geschoten als ik geld bij me had gehad maar dat had ik niet. Gaat-ie notabene in dat restaurant een scene zitten maken. Je moet je doodschamen. Nodig dan geen mensen uit om te gaan eten!
Voor mijn part barst je. Krijg desnoods een bult achter je oogballen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten