zondag 31 juli 2016

Woensdag 27 april 1977

Een concert van het N.F.O. onder leiding van Charles de Wolff. Ze hadden het programma omgegooid vanwege ziekte in de gelederen en daarom werd er begonnen met het vierde Brandenburgs Concert van Bach i.p.v. en kwam 'Le chant du rossignol' van Strawinsky te vervallen.
Men speelde goed, de fluitisten waren op dreef en Jacques Meijer op de viool niet minder. Een beter keuze 'ter vervanging' had men niet kunnen maken. Bach is altijd en eeuwig goed dus dat is geen punt.
Daarna kwam Koos Verheul op het podium met het fluitconcert van Mozart. Erg goed ondanks de eentonigheid van dit werk. Typische muziek om op te dansen wanneer een eenvoudig mens ingedronken is. Je moet het niet te vaak horen want dan verveeld het snel.
Na de pauze het Rondo voor fluit en orkest. Ook hier speelde Verheul voortreffelijk en er kwam zowaar een glimlach op z'n gezicht toen de goed gevulde zaal een stevig applaus liet horen na afloop.
Tot slot een uitvoering van Variaties over het koraal "Von Himmelhoch da komm ich her" van Bach/Strawinsky. Goed geïnstrumenteerd, fraaie solopartijen, prima koor maar geen bal aan. Ik hou niet van die Rus en het wil maar niet lukken om er wel van te houden.
Na het concert ben ik naar het ouderlijk huis gefietst en mijn vader te feliciteren met zijn 54ste verjaardag. De familie was aanwezig en het ging weer gezellig over drank, drugs, Surinamers, voetballen en wat verder ter tafel kwam. Ouderwetse lol met andere woorden.
Vreselijk!

zaterdag 30 juli 2016

Donderdag 14 april 1977

Heerlijk! Vanmiddag weer 'ns naar Amsterdam vertrokken om kwart over drie en ik was er om half zes met de onvolprezen NS. Had een uitnodiging gekregen van Peter Powell om een huisconcert bij te wonen zoals dat heet. Vanzelfsprekend heb ik de uitnodiging aangenomen en maar al te graag. Het pand aan de Keizersgracht 269 is bijzonder mooi en smaakvol ingericht. Het heeft een aparte muziekkamer waar met gemak 40 mensen inpassen want zo veel waren het er. Vreselijk volk trouwens, de een nog hautainer dan de ander maar daar hoefde ik Godzijdank geen woord mee te wisselen. Er was bediening, drie jongens die zorgvuldig waren uitgekozen door Peter (althans dat neem ik aan) waarvan er eentje met name opviel omdat hij zo charmant was. Ze waren alle drie om door een ringetje te halen (neen, dat bedoel ik niet) maar die ene kwam in aanmerking om ontelbare keren door de ring te halen. En die taak had ik volgaarne op me genomen want hij was werkelijk beeldschoon. Fraaie bewegingen, niet bestudeerd, maar heel natuurlijk. Een gratie en een charme waar ik steeds naar moest kijken en dat valt op een zeker moment op. Denk je dan maar dat was niet zo want het volk daar was te veel met zichzelf bezig. Gelukkig maar. Weet zijn naam niet en heb het ook niet gevraagd. Eens in de zoveel tijd kom je een jongen tegen die je niet uit je hoofd kunt zetten, dit was er zo een.
Het concert werd gegeven door Peter Bree, hobo en Johnathan Katz, piano. Van het programma waren Saint-Saens en Schumann de enige twee die te pruimen waren want de rest (Andriessen en een componist die Ehrlich heet), was niet om aan te horen. Laatstgenoemde had het werkje speciaal geschreven voor de hoboist maar dat maakte niet uit: het was een kwelling voor je oren.
Na afloop van het concert werd er in een andere kamer van het schitterende huis een drankje geserveerd en overheerlijke hapjes. De twee kerels van Galerie Siau waren ook komen opdagen. Verder waren er nog een aantal concertgangers blijven hangen en werd het toch nog gezellig. Die Siau-mensen wonen boven hun galerie en hebben een aanzienlijke collectie kunst maar allemaal van dat vervelende hyper-realisme. Ze nodigden iedereen uit de laatste borrel in hun huis te drinken en dat was geen probleem want ze wonen immers naast nummer 269 op de Keizersgracht.
Ben nu dan terug - vrijdag 15 april 1977 - net om kwart over twaalf.

Woensdag 6 april 1977

Met Sybren naar een voorstelling geweest van de Nederlandse Opera-stichting met een uitvoering van Mozart's 'Cosi fan Tutte' oftewel 'zo zijn ze allemaal'. Het libretto van deze opera is zoals bij meer opera's het geval is, van een John Lanting-achtig niveau.  Kommer en kwel, ontrouw, overspel en tot slot een happy end. De muziek is geniaal, de kostumering en de aankleding erg fraai en dat maakt een heleboel goed want het verhaaltje is flinterdun.
De meeste opera-libretto's zijn zo onwaarschijnlijk en dat van 'Cosi fan Tutte' spant de kroon. Twee Napolitaanse jongedames, die onder tranen afscheid nemen van hun geliefden, maar binnen anderhalve dag in het huwelijk treden met twee wildvreemde Albanezen. En dat allemaal vanwege een weddenschap, die de oude Alfonso met de jongemannen heeft gesloten over de trouweloosheid der vrouwen. "Zo doen ze allen" beweert deze en ziedaar, hij krijgt gelijk. De beide meisjes trouwen met de (vermomde) verloofde van de ander, waarna, als klap op de vuurpijl, alles toch weer goed komt. Dat je anno 1977 drie uur lang geboeid zit te kijken en te luisteren naar een draak van een verhaal, bewijst hoe groot het meesterschap is geweest van Mozart, die zelfs met zo'n onnozel gegeven uit de voeten kon.
Er werd opmerkelijk goed gezongen en dat geldt zeker voor David Kuebler. Hij zong de partij van Ferrando, de verloofde van Dorabella die vertolkt werd door Cora Canne Meijer. Wie ook genoemd moet worden is Hubert Waber als Don Alfonso en niet op de laatste plaats Lilian Watson als het kamermeisje van de beide overspelige dames.
De zaal zat niet vol maar goed bezet. Men loopt hier niet storm voor een opera van Mozart zelfs niet als het wordt uitgevoerd door de Nederlandse Opera.
Na de voorstelling zijn we dadelijk naar huis gegaan want ik heb de griep en voel me beroerd. Ik verheug me wel op de voorstelling in Leeuwarden waar Globe 'Het land waarvan de Koning een kind is' opvoert met in de hoofdrol de door mij zo bewonderde Siem Vroom. Griep of niet, ik ga naar de Friese hoofdstad!

donderdag 28 juli 2016

Zondag 27 maart 1977 (G)

Vanmiddag naar het voorlaatste concert geweest uit de serie Z van het Concertgebouworkest. Maar voordat ik verder ga, eerst even een paar woorden over de dag waarop Jan Meyling, Ineke en ik vertrokken naar de hoofdstad en dat was gisteren, zaterdag de 26ste maart dus. We vertrokken om half tien in de ochtend en zijn na aankomst dadelijk naar Galerie Mokum gelopen voor de expositie van Wout Muller. Jan kocht enkele weken geleden een werkje van Muller in zijn atelier (das goedkoper wordt gezegd) maar de kunstenaar stelde als voorwaarde dat het schilderij nog wel te zien moest zijn in de galerie achter het Rokin. Jan stemde daar mee in maar gunde ons alvast een blik op zijn nieuwe aankoop en dan niet in huize Meyling maar in Amsterdam.
We hebben hierna nog een bezoek gebracht aan het Stedelijk Museum en zijn vervolgens in een café in de Voetboogsteeg neergestreken voor broodjes en wijn. Daar heb ik de twee tegen half vier verlaten om een bezoek te brengen aan P(eter) N. Powell, British Councel in The Netherlands. Ontmoette deze op en top gentleman tijdens een opening in het Italiaans Instituut waar ik, hoe kan het anders, was met Cees Steeman. Steeman kent dat soort mensen, zorgt dat-ie op de uitnodigingslijst staat van allerlei instituten en galeries (al dan niet cultureel), trekt voor dat soort gelegenheden z'n beste pak aan en zegt precies op tijd Ja en Amen. Ondertussen een hapje wegspoelend met de Betere Wijn, minzaam glimlachend tegen mensen die-ie niet kent en altijd in de buurt van de catering. Heeft wel wat. Knap dat je door je aangepaste stijl en aangeleerde houding vele deuren ziet openen en, eenmaal binnen, je als een vis in het water voelt. Nogmaals, weinigen beheersen die kunst. Het vergt intelligentie en niet te vergeten een zekere mate van vaardigheid die je pas na enkele jaren onder de knie hebt maar de knieën van Steeman zijn kennelijk uit het goede hout gesneden. Fascinerend.
Had de man (P. Powell) niet weer gezien of gesproken tot de dag waarop William en ik in Amsterdam waren en hem bezochten en dat was op 18 en 19 februari j.l. Teruggekeerd in Groningen kreeg ik een uitnodiging en later nog een brief van Peter en zo is de afspraak voor dit weekend tot stand gekomen.
'k Was er rond vier uur en werd allerhartelijkst ontvangen. We praatten wat over muziek, boekdrukkunst (hij is een bezield verzamelaar) en het was ontspannen en leuk. Tegen zessen kwam er bezoek, de inhabers van de naast zijn huis gelegen galerie Siau. Twee opvallende homo's waarvan Eugène Anatole Siau de naamgever is van de galerie. Wel aardige mensen maar ik kan absoluut niet tegen dat nichterige heen-en-weer gewiebel, voel me er ongemakkelijk bij. De manier waarop ze over hun galerie spraken en de daar hangende kunst, was uit het boekje. Zo voorspelbaar en clichématig dat het haast een lachertje werd. Heb me weten te beheersen.
Maar goed, ze verdwenen Godzijdank en na nog wat versnaperingen zijn Peter en ik naar een restaurant gegaan en hebben voortreffelijk gegeten. Champignons vooraf, daarna een zalige visschotel, heerlijke wijn en ijs met koffie toe. Het kon niet op. Na afloop van het feestelijke etentje zijn we teruggegaan naar de Keizersgracht, namen nog een afzakkertje en zijn gaan slapen.
De volgende ochtend kreeg ik om 10 uur thee op bed. Heb me gedoucht en ben naar beneden gegaan en heb zitten te lezen in 'The Gardens of Sissinghurst' waarin de relatie beschreven staat tussen Vita Sackville-West en Violet Trefisus, figuren uit het boek "Portret van een huwelijk". Na de dood van de Engelse schrijfster Vita Sackvile-West (1892-1962) vond zoon Nigel Nicolson een autobiografisch manuscript van zijn moeder over de gepassioneerde liefdesverhouding die zij tijdens haar huwelijk met een ander vrouw had, Violet Trefusis. Pas toen alle betrokkenen waren overleden, besloot Nicolson tot publicatie over te gaan. 
Na de heerlijke lunch heb ik het pand verlaten en ben naar het Concertgebouw gelopen (het regende en Amsterdam was bedekt met een donkere onheilspellende kleur, wat is het toch een schitterende stad, waarom woon ik er niet verdomme) waar Ineke me stond op te wachten. Samen hebben we geluisterd naar de 'Missa Solemnis' opus 123 van Beethoven. De solisten waren veranderd: Anna Reynolds was vervangen door Birgit Finnila dat niet zo erg was want dat mens heeft ook een schitterende stem.
Het Kyrie was zo mogelijk het meest indrukwekkende deel van dit imposante werk. De uitvoering door het Concertgebouworkest o.l.v. Rafael Kubelik was prima. Kubelik leidde het geheel met een uiterst beheerste directie, die steeds tot het juiste doel leidde. Resultaat: een memorabele vertolking van een der verhevenste composities, die ooit bij de Mis-tekst is geschreven, waarbij de prachtige vioolsolo (door Herman Krebbers) in het Benedictus speciale vermelding verdient.
De uitvoerenden waren de sopraan Helen Donath, de alt Finnila dus, verder de tenor Horst Laubenthal, de bas John Shirley-Quirk en het Groot Omroepkoor van de NOS. Een keurkorps, zowel vocaal als instrumentaal.
Het Gloria en Credo werden zo mooi gespeeld en gezongen, dat ik me moest inhouden niet in tranen uit te barsten. Het Sanctus-Benedictus klonk wat onzeker hier en daar maar dat kan ook aan mijn oren hebben gelegen. Je raakt misschien verzadigd als je zoveel concerten meemaakt en een beetje luisterlui. Maar we houden het er mooi in want ik wil zo veel als maar mogelijk is, horen en zien.
Het Agnus-Dei klonk overweldigend en we waren weer bij de les. Er is een dirigent geweest die ooit zei dat dit werk 'de koorzangersequivalent van het beklimmen van de Mount Everest' was, 'maar dan zonder zuurstofmasker'. Ben vergeten wie het zei maar er zit wel iets in. Hoewel ik de Mount Everest nooit heb beklommen maar wel 'ns een zuurstofmasker nodig had omdat de emoties me te veel werden wanneer er weer 'ns mooie muziek werd uitgevoerd dat me naar de keel greep.
Het concert ter gelegenheid van de 150ste sterfdag van Beethoven werd zonder pauze gespeeld. Dat kwam mij wel goed uit want ik kon dan de trein van 17:30 nemen. Het was fijn om bij dit concert te zijn en heb nog wel wat moeite gedaan om na afloop de handtekeningen te halen van zowel dirigent als solisten. En dat is gelukt! Makkelijk is het niet want het was enorm druk bij en in de kleedkamers. Er was geen doorkomen aan. Beetje duwen en trekken en je komt er uiteindelijk wel.
Na het concert naar Groningen waar ik werd afgehaald, zoals afgesproken, door Theo Wolthuis en Gerrit Veld. Ze hadden me enthousiaste verhalen verteld over de Hamster Kring of Kunstkring Den Ham en daar moesten we beslist heen. Achteraf heb ik er spijt van zo overhaast uit Amsterdam te zijn vertrokken want het was werkelijk een afschuwelijke gedoetje. Als je zo'n plezierig weekend achter de rug hebt in mijn geliefde hoofdstad en je gaat tot slot naar een 'Kunstkring' in een dorp in Groningen, dan bijt dat elkaar. Dat werkt niet, je kunt beter naar huis gegaan en alle indrukken en ervaringen op een rij zetten. En dan tevreden het vermoeide hoofd op een kussen vleien.
Maar dat heb ik dus niet gedaan, ik moest zo nodig naar een zaaltje in een dorpscafé waar een amateurkwartet een strijkkwartet van Haydn speelde. Toegegeven, niet onverdienstelijk. Gevolgd door een zigeunerorkest met irritante rot muziek. Vreselijk! Dat werd gevolgd door een sketch van een overspannen tandarts die naar de naam Jaap Stienstra luisterde, en dat was zo mogelijk nog vreselijker dan het voorafgaande. Waarom doe ik dit?
Ik dacht in een gezelschap van mensen te komen die over 'kunst met een grote K' zouden praten en discussiëren in een donkere ruimte met sigarettenrook overal. Maar neen hoor, gewoon een aangeklede boerenbruiloft en dat alles na de geweldige ervaring in het Concertgebouw met de Missa Solemnis.
Geërgerd ben ik vertrokken. Was het al vroeger van plan maar was afhankelijk van de mensen met vervoer. En aangezien de twee heren het prachtig vonden, bleven ze tot het moment waarop de feestzaal sloot.
Ik zweer plechtig nooit weer een voetstap in Den Ham - of welk afschuwelijk dorp dan ook - te zetten en zeker niet als je uit het culturele bolwerk Amsterdam komt. En dan eindigen in een feestzaaltje.
Eigen schuld dommerik.

Woensdag 23 maart 1977 (G)

Met Jan (Meyling) naar het concert geweest in de Grote Zaal van De Oosterpoort. Een bomvolle zaal luisterde aandachtig naar Cristina Ortiz, de solist van vanavond in het derde pianoconcert van Rachmaninoff. Vooraf hadden de blazers van het N.F.O. de 'Serenade voor blazers', opus 7 gespeeld van Richard Strauss. De eerste keer dat ik dit werk hoorde was op zondag 6 februari 1977 tijdens een concert dat geheel gewijd was aan Strauss.
Terug naar dit concert: het razend knap gespeelde concert van Rachmaninoff door Ortiz. Zij speelde haar grote partij gaaf en verbluffend knap. Foutloos ook. Het mooie eerste deel met z'n zachte inleiding, later gevolgd door de cadens ondersteund door pizzicato van de strijkers, is van een ongekende schoonheid. Ortiz liet zich kennen als een virtuoos pianiste van grote klasse, niet alleen doordat zij de pianistische brille met gemak gestalte gaf maar vooral ook, doordat zij daarbij steeds mooi bleef spelen met een gevarieerd toucher dat in alle gradaties welluidend en helder bleef.
De opgetogen reacties werden beloond met een toegift, de 'Danca de los negros' van de Braziliaanse componist Vianna. Dat wist ik niet toen ze het speelde - ik dacht aan Rachmaninoff, Jan aan Villa-Lobos en weer anderen hadden het over Albinez - maar in de krant van 25 maart schreef Renske Koning dat het dus Vianna was. Never heard of.
Ortiz kwam maar liefst 5 (vijf!!) keer terug en dat kwam natuurlijk door de staande ovatie en het daaraan verbonden lawaai. Oorverdovend was het.
In de pauze ben ik naar achteren gelopen, heb de soliste hartelijk bedankt die me vertelde dat ze met een verstuikte pols had gespeeld. Ik verontschuldigde me voor m'n ferme handdruk maar wist toen nog niet dat ze 'gewond' was. Ben snel vertrokken maar met een gesigneerd programmaboekje.
Na de pauze de zesde symfonie van Tsajkofsky. Een zwaar programma voor het N.F.O. vanavond. Eerst het imposante concert van Rachmaninoff en daarna de 'Pathetique'. De inleiding begon wat onzeker en het tempo lag, in vergelijking met dat op de plaat thuis, laag. In het 2de deel was men wat meer op dreef en dat is direct merkbaar. Vreemd is dat, het is net of zo'n orkest even moet inspelen als het ware en dan komt het goed. Na het derde deel van deze symfonie begint het publiek steevast te klappen omdat men denkt dat het afgelopen is. Het is ook een beetje misleidend dit deel Allegro te noemen terwijl het vierde en laatste deel Adagio lamentoso heet. Daar trappen mensen in en zo ook vanavond. Heb nog nooit meegemaakt dat dit niet het geval was.
De dirigent Garcia Navarro deed zijn best de pauze tussen het derde en vierde deel zo kort mogelijk te houden, maar dat kon wederom niet verhinderen dat het publiek ging klappen. Opmerkelijk eigenlijk dat de kenners - en hen die beweren hierbij te horen - dit niet weten van de zesde van Tsajkofsky. Ik wel gelukkig, neen echt, heb er speciaal op gelet.
Verheug me op het concert van komende zondag in Amsterdam. De MISSA SOLEMNIS van Beethoven door het Concertgebouworkest onder leiding van Rafael Kubelik. Dat wordt vast heel prachtig, aan de muziek zal het niet liggen want die is meesterlijk.

zondag 24 juli 2016

Maandag 21 maart 1977 (G)

Met Gerrit Veld, Ineke, Hans Jongsma en Jan Meyling naar de Kleine Zaal geweest voor een concert van het befaamde Quartetto Italiano. Dit is alweer het laatste in een reeks van zes concerten van de Groningsche Muziekvereeniging.
Men begon met het Kaiserkwartet Op. 76 III van Haydn. Het tweede deel is zeldzaam mooi. Het is onvoorstelbaar wat deze vier mensen preseteren. Ze zijn al meer dan 30 jaar bij elkaar en kennelijk is dat de reden voor de grote homogeniteit in hun spel. Geen enkel smetje, puntgaaf en bij het perfecte af! Haast griezelig.
De eerste violist Paolo Borciani maakte vooral veel indruk door z'n onbeweeglijke en beheerste spel.
(Ik was enigszins van slag, was er niet helemaal bij, omdat van de nacht van zondag op maandag een overval in ons huis plaatsvond en dat was nogal wat. Om een uur of twaalf word ter gebeld en stonden twee jongens voor de deur. Sybren laat ze verdomme binnen waarna direct een van de overvallers een pistool trekt terwijl de ander het huis begint te doorzoeken op zoek naar geld. Sybren wordt gestompt en geslagen - dat leverde een prachtig blauw oog en schrammen in het gezicht op - en er wordt geschreeuwd dat ze de sleutel willen van een brandkastje dat in mijn kamer staat. Die proleten weten natuurlijk niet dat er niks in zit. Na lang zoeken vinden ze de sleutel in mijn kaartenbakje en halen het open nadat ze het eerst probeerden met een schroevendraaier. Geld zit er niet in en de paperassen die er liggen gooien ze naar buiten. Lang verhaal kort te maken: ze zijn inmiddels gepakt, Sybren heeft ze op het hoofdbureau geïdentificeerd en nu maar afwachten hoe dit afloopt. Hopelijk krijgt dit geteisem vele jaren maar dat zal er wel niet in zitten.)
Het strijkkwartet van Brahms boeide me minder hoewel er fraaie delen in zitten en dan met name het Allegretto (derde deel). Maar door de gebeurtenissen van zondagnacht was ik er niet helemaal bij en dat is bijzonder jammer want had me al weken verheugd op de komst van dit wereldberoemde kwartet naar onze stad. Had weinig geslapen door de gebeurtenissen en dat wreekte zich tijdens het concert.
In de pauze had ik gelukkig nog wel de energie om naar de kleedkamers te lopen en de handtekeningen te vragen van het kwartet. Ze waren erg vriendelijk en gaven zonder te dralen de gevraagde krabbels. Oog in oog met zo'n beroemd kwartet, dat doet een mens toch wat....
Na de pauze het onderdeel waar ik het meest nieuwsgierig naar was en wel het enige strijkkwartet van Maurice Ravel. Het werd - hoe kan het ook anders - een briljante uitvoering. Het eerste deel met zijn prachtige thema's, gevolgd door het pizzicato-deel, dan het derde met op en top 'Raveleske' invallen en tot slot het vierde wat een samenvatting is van wat er aan vooraf ging. Zeldzaam, zeldzaam mooi gespeeld. Heb dit werk vaak gehoord op de radio maar dit was de eerste keer dat ik het live hoorde uitvoeren en dan ook nog eens door dit top kwartet.
Na afloop van het recital zijn we allen nog even naar Het Pakhuis gegaan voor een glas wijn maar er was niet veel te beleven. Die zunige Gerrit Veld zou het liefst z'n eigen excrementen nog opeten om geld te sparen terwijl de man schatrijk is. Notaris en zoon van een herenboer uit deze streken, geld in overvloed en niettemin bij het nare af zunig. Vreselijk mens, waarom deel ik deze mooie avond met dat soort schavuiten?
Ben weg gegaan, Sybren ook - hij gaat morgen al weer naar de bieb. Te snel dunkt me.

Vrijdag 18 maart 1977

Met Hans Jongsma naar de Kleine Zaal geweest voor een gitaarrecital door de 18-jarige Eric Henderson. Een goed doch niet spectaculair recital. Van Henderson wordt volgens sommigen al zo lang in de publiciteit volgehouden dat hij 18 is, dat het eenvoudig niet meer waar kan zijn. Maar jong is hij in ieder geval, deze Amerikaan die in Spanje studeerde.
Hij speelde een nogal introvert programma, niet op flitsende veelzijdigheid gebouwd maar duidelijk verdeeld in twee hoofdstukken: Fernando Sor voor de pauze, daarna de generatiegenoten Moreno-Torroba en de Mexicaan Ponce.
Henderson heeft veel illustere voorgangers gehad in Groningen en het publiek, oplettend door het goede aanbod, zit bij elke 'nieuwkomer' natuurlijk op het puntje van de stoel. Hij begon dus met Sor en het eerste hiervan - Sonate in C. opus 15 - was dadelijk al een bewijs dat de gitarist zich niet waagt aan moeilijker werken als Bach of Scarlatti maar in het bijzonder componisten ten gehore brengt die uitsluitend voor zijn instrument schreven.
De variaties op een thema van Paisiello en de Variaties op een thema uit de Toverfluit van Mozart, bevestigden de indruk die ik vanaf het begin had: muzikaal goed, technisch niks aan de hand maar slaapverwekkend.
Na de pauze werd het niet veel beter. Ponce's Sonate Romantica was het enige onderdeel wat werkelijk de moeite waard om de oren voor te spitsen. Daarna kwam van dezelfde componist 'Valse' die vooraf gingen door twee korte werkjes van Moreno-Torroba. Matig.
Na het recital zijn Hans en ik naar een cafe gegaan in de O. Kijk in 't Jatstraat alwaar ik een afspraak had met Jan Meyling. De struisvogel.
Onze kleine en pietluttige telefonades over het al dan niet naar Pieter-Jan gaan, vindt-ie kennelijk zo vervelend dat HIJ er niet meer over wenste te praten. Kwaaier kun je mij niet maken, Ik heb tot zijn ergernis doorgezeurd en gevraagd antwoord te geven over z'n buiten-proportionele gedrag ten opzichte van Pieter-Jan.
Maar je kunt je natuurlijk ook afvragen: waar maakt een mens zich druk over?

Woensdag 16 maart 1977

Naar het concert geweest waar de eerste violist van het N.F.O. Jacques Meyer als solist optrad in het eerste vioolconcert van Bela Bartok (opus postuum). Een typisch jeugdwerk staat er geschreven in het programmaboekje. Voor ene Stefie Geyer die het werk echter nooit uitvoerde en het manuscript wel bewaarde tot haar dood in 1956. Het werd voor het eerst gespeeld in Basel in 1958 dertien jaar na het overlijden van de componist.
Meyer speelde prima, muzikaal ook en vooral zuiver. Het is een 2-delig werk dat begint met een lange inleiding door de viool, een Andante waarin een groot septieme accoord de basis vormt voor een muzikale opbouw waarin het 'leitmotiv' wordt verbreed, ingekrompen, omgekeerd en in allerlei vormen benut voor zowel inspiratief als bindend element. De violist bracht het er beter van af dan de uitvoering van het vioolconcert van Beethoven twee jaar geleden. Dat was zeer matig, Meyer had toen grote moeite het er zonder kleerscheuren vanaf te brengen. Hij was duidelijk niet tegen opgewassen, te hoog gegrepen?
Voor Bartok hoorden we de prachtige ouverture tot 'Die Zauberflote' , zalige muziek uit de laatste opera van Mozart. Hij componeerde de ouverture, zo las ik in het programmaboekje, toen de opera zelfs reeds was voltooid. Een zekere Alfons Rosenberg die een boek schreef over deze opera, duidde de ouverture aan als het werk 'waarin de componist zijn diepste kunstzinnige inzicht, zijn zedelijk gevoel en zijn innerlijke gemoedsleven in klankfiguren heeft uitgesproken'.
Na de pauze de Haydn-variaties van Johannes Brahms. Goed uitgevoerd door het N.F.O. onder Navarro. Het werd gevolgd door 'Pini di Roma' van Ottorino Respighi. Dit werk is ongelooflijk mooi en heeft me zeer geboeid. Ik wil dit zo snel mogelijk op de plaat hebben. Zo nu en dan ietwat bombastisch maar voor het overgrote deel prachtig, Vooral 'pini presso una catacomba' maakte indruk. Respighi mag hier en daar filmmuziek hebben geschreven, maar een dirigent kan er wel in demonstreren wat hij met een orkest kan en dat was veel.

zaterdag 23 juli 2016

Dinsdag 1 maart 1977 (G)

Met Jan Meyling naar de Kleine Zaal geweest voor een pianorecital dat gegeven werd door Michel Block. Die in het geheel niet overtuigde. Hij begon met een bewerking van Liszt van een prelude en fuga van de grote J. S. Bach. Handenvol werk voor een pianist en niet te vergeten veel pedaalwerk. Metalige bijklanken volop dank zij het linkerpedaal. Een brei, dat werd het. Ik vind Liszt niks aan.
Schumann werd niet veel beter: ongenuanceerd spel. 'Bunte Blatter' door Block vrijwel zonder oponthoud als een cyclus gespeeld, hoewel deze bundel niet die mate van samenhang bezit en het aantal korte stukken eigenlijk ook iets te groot is voor een integrale uitvoering. Het springen van de hak op de tak kan de luisteraar voor dezelfde concentratieproblemen stellen als een liederenrecital. Maar de pianist had er geen enkele moeite mee: hij speelde elk stuk geconcentreerd, met een grote affiniteit voor de romantische inslag van Schumann. Toch bleef het ongenuanceerd en op den duur vermoeiend.
In de pauze een handtekening gehaald en moet er bij zeggen dat dit meer een automatisme was dan uit waardering want ik vond het spel matig. Dat bleek ook meteen weer in het werk van Liszt dat na de pauze werd gespeeld. Goh wat een oeverloos getingeltangel maar dat ligt niet alleen aan Block maar vooral aan die vreselijke Liszt. Maar goed, enigszins bekomen van dit kabaal kregen we even later de sonate nr. 10 opus 70 van Skriabin dat als enige vanavond indruk maakte. De ietwat geëxalteerde uitersten van Skriabin met zijn klankkleurmagie bracht Block subliem naar voren: grillig, abrupt soms, virtuoos en dat alles volstrekt beheerst zonder een spoor van overspannenheid en een goede toonvorming. Hier kwam eindelijk de 'ware' pianist naar voren - in toucher, in dynamiek, in timing.
Het laatste onderdeel was 'L'Isle Joyeuse' van Debussy. Ook Debussy, met zijn geleidelijk opgebouwde climax, klonk moeiteloos en poetisch zonder omhaal.
Block speelde twee toegiften. Bach en de 'Valse romantique' van Deodat de Severac (?). Geen idee wie dat is maar daar komen we misschien later nog wel 'ns achter.
Na afloop zijn Jan en ik naar De Blauwe Engel gegaan en hebben daar een aantal glazen wijn gedronken. De zwoele romanticus vertelde dat hij een 14-jarige Ganymedes op een zgn. hospiteertocht had ontmoet. Mijn God, als dat maar goed afloopt.

Vrijdag 25 februari 1977

Alleen naar Rondom 4 geweest o.l.v. Reinbert de Leeuw. Waardeloos met uitzondering van het 2de deel. 'Die Serenaden' opus 35 van Paul Hindemith, cantate voor sopraan, hobo, altviool en cello. Maar daar moet dan weer bij worden aangetekend dat het gezongen werd door die onsympathieke Marjanne Kweksilber ook wel heel flauw Marjanne Kwakzalver genoemd. Het werk er aan voorafgaand 'Le Bal Masque' van Poulenc was niet om aan te horen dus Hindemith was een verademing. Kan en wil er weinig over zeggen omdat het erg vervelend was en bijzonder irritant.
Dat gold eveneens voor het werk na de pauze: 'Facade' van William Walton voor twee spreekstemmen, bas en sopraan. Jezus wat een irritant geriedel, georganiseerde herrie, niet te harden!
Ben niet dol op de Rondom-concerten en ben nog minder dol op R. de Leeuw. Subsidie vretende lawaaimaker, praatjes zat op de Amsterdamse grachten en op de een of andere manier kan ik niet tegen die elitaire houding van dat soort mensen.
Ik ben niet bij de vorige concerten geweest en weet nu weer waarom. Dit was de laatste, mij zien ze niet weer. Wil me niet ergeren zo'n hele avond.
Na het concert Jan Meyling ontmoet in De Blauwe Engel. Goeie kerel.

vrijdag 22 juli 2016

Woensdag 23 februari 1977 (G)

Met Ineke naar de Oosterpoort gegaan voor het N.F.O.-concert. Een uitstekend concert zo konden we achteraf constateren. Men begon het programma met een voortreffelijke uitvoering van de symfonie "Die Uhr" van Joseph Haydn. Vooral het tweede deel is prachtig. Goed gespeeld door het N.F.O. onder leiding van Garcia Navarro. Een 'dansende' dirigent want de man is zeer beweeglijk op de bok maar wist niettemin alles aardig onder controle te houden.
Na Papa Haydn een nog nooit eerder gehoord werk van Benjamin Britten n.l. de 'Serenade voor tenor, hoorn en strijkers' opus 31. Solisten waren Vicente Zarzo, hoorn en Frank Patterson, tenor. Prachtige stem heeft-ie Patterson. Britten gebruikte een zestal gedichten uit de Engelse literatuur van de 15de tot de 19de eeuw. Vooral 'Dirge' van een anonymus uit de 15de eeuw was van een indrukwekkende schoonheid dat eveneens indrukwekkend gezongen werd door Patterson. Vriendelijke man trouwens die helder zong, met grote vocale beheersing en reserve en uiterst subtiel van voordracht. Moet niet vergeten te melden dat de hoornist grandioos speelde en blies in de proloog en epiloog een heuse natuurhoorn. Er was weinig publiek in de Grote Zaal, ik denk zo'n man of 600 terwijl er het dubbele in kan. Diegenen die er niet waren hebben wat gemist.
De 'Hymne' van Ben Jonson (1572-1637) was ook prachtig en Patterson blonk wederom uit met z'n schitterende stem. Past wel bij het werk van Britten op de een of andere manier. De hoornist moet hier beslist weer vermeld worden hoewel je hem niet zag want hij blies zijn partij achter een gesloten deur. Een grappig effect had dit wel: een goed spelend strijkorkest, mooi en doorzichtig hoewel vormen en motieven daar natuurlijk om vroegen. En dan een virtuoos gedeelte in de hymne van Jonson op een natuurhoorn die 'ver weg' klonk.
In de pauze zijn Ineke en ik naar achteren gelopen voor de handtekening van de tenor. De vriendelijke man stond ons zeer hartelijk te woord en vertelde o.a dit werk van Britten graag te zingen want dat het zo'n fantastisch werk is. Dat konden wij wel bevestigen natuurlijk want het is inderdaad mooi. Leuke ontdekking en dat gebeurt gelukkig met enige regelmaat.
Nar de pauze de achtste symfonie van Dvorak. Beetje oppervlakkige muziek en bij tijd en wijle oervervelend. Met uitzondering van misschien het tweede en derde deel. Maar wel een 'goeie' uitvoering. Ze kunnen wel wat de dames en heren van het N.F.O. en dat werd beloond met een stevig applaus. Terecht.
Na afloop is Ineke naar huis gegaan en ben ik met Peter Blom (bassist in het orkest), Ria en haar moeder naar het huis gegaan van laatstgenoemde op het Van Brakelplein en hebben nog even prettig na gekeuveld onder het genot van bier en een Agio-sigaar. Aardige mensen.

zondag 17 juli 2016

Zaterdag 19 februari 1977

Vanmiddag hebben William en ik gewandeld in de stad en een paar galeries bezocht. Vanavond ben ik alleen naar De Kersentuin van Tsjechow geweest in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Heerlijk weer 'ns in een bonbondoos te zitten want die van ons is leeg en dat gaat ook nog wel een poosje duren. Belachelijk dat ze daar niet wat haast achter zetten, maar neen, het fraaie pand aan de Turfsingel blijft hermetisch gesloten en wordt zodoende meer en meer een bouwval. Maar goed, ik zat in de schouwburg van Amsterdam en dat was verrukkelijk. William was naar de film vanavond en we hadden om elf uur afgesproken voor een drankje.
De adel moet vertrekken van de kersentuin. Het is verkocht en dat wil maar men niet geloven. Het geld gooit men over de balk en dat geeft de nodige zorgen want het raakt een keer op. Lopachin (Jules Croiset) koopt de boel en vertrekt. De vroegere landeigenaar Ranjewskaja (Ann Hasekamp) probeert nog haar pleegdochter te koppelen aan de zakenman maar door allerlei misverstanden gaat dit niet door. Het enige dat hem voor ogen staat is de exploitatie van de tuin en er zomerhuisjes op te zetten. Een zakenman die als boerenzoon vroeger nauwelijks in de buurt mocht komen is de man die intussen genoeg geld verdiende om gegadigde voor het landgoed te zijn. Hij wordt verscheurd door triomf en onzekerheid tegenover 'de familie van het landgoed' als hij de grote zaak gaat doen.
Het is een meesterstuk van Tsjechow over een parvenuachtige koopman en de landgoedbezitter (Hasekamp) met als 'slachtoffer' de stokoude huisknecht Firs die, als iedereen vertrokken is, in het huis vergeten is en opgesloten. Hij legt zich er letterlijk bij neer in het verlaten huis, waar anderen enige tijd doorheen gedwarreld hebben als vanouds en dat nu, als afgelopen is, bepaald wordt door neerdwarrelende bladeren die het einde symboliseren. Een drama. Maar wel een verdomd mooi drama.
Zondag 20 februari 1977
We zijn vanochtend vroeg opgestaan, hebben ontbeten en daarna richting station gelopen. William nam de bus naar Schiphol en ik de trein naar Groningen. Voor we afscheid namen hebben we snel een paar foto's laten maken in een hokje op het station. Benauwd is zo'n fotoapparaat, je kunt je kont er niet in keren maar het lukte ons toch beide op dat wiebelige krukje plaats te nemen. Leuke herinnering aan een eveneens leuk weekend.
Arriveerde om 15:00 en ben dadelijk naar de Vechtstraat gegaan waar Sybren me allerhartelijkst ontving.

donderdag 14 juli 2016

Vrijdag 18 februari 1977(G)

Vanmiddag met de trein van half vier naar Amsterdam vertrokken om mijn goede vriend William Delafield te ontmoeten in hotel Ambassade op de Herengracht 341. My great English friend!
Vanavond zijn we naar een pianorecital geweest dat gegeven werd door de Franse pianist Claude Helffer in de (volle) Kleine Zaal van het Concertgebouw'. Op het programma werken van Ravel, Debussy en Bartok. Hij begon met 'Valses nobles et sentimentales' dat een enigszins 'harde' uitvoering kreeg maar misschien hoort dat ook wel zo. Het spel was prachtig en virtuoos van deze opmerkelijke pianist. Ik ken de compositie alleen van de orkestuitvoering maar deze versie voor piano is niet minder mooi.
Het werk daarna, Etudes boek 1 en 2 van Debussy, hoorden we beiden voor de eerste keer. Heb de indruk dat ze niet vaak worden gespeeld maar weet niet hoe ik er bij kom. Het vereist een geweldige techniek en echt mooi is het niet te noemen maar zoals de titel al aangeeft zijn het 'etudes' en dus geschreven als oefeningen. Misschien is dat de reden dat het niet direct aanspreekt.
Na de pauze het tweede boek van de etudes waarvan het begin overduidelijk naar 'Boer, daar ligt een kip in het water' verwijst (Pour les degres chromatiques). En in de daarop volgende etudes zijn er ook nog sporen van te horen. Het meest virtuoze is wel 'Pour les notes repetees', ongelooflijk mooi. Spannende muziek waar ik me maar eens eventjes in ga verdiepen de eerstkomende tijd.
Het lokte een daverend applaus uit en volkomen terecht voor deze pianist. En toen moest het meest indrukwekkende nog komen.
Onlangs hoorde ik het Chiligirian Quartett (09.02.1977) met het strijkkwartet nr. 5 van Bartok en dat maakte grote indruk. Helffer speelde vanavond de pianosonate uit 1926 van dezelfde componist. Weer een ontdekking want het is een prachtig werk, heel verstild gevolgd door onverwachte thema's en dat vooral in het tweede deel. Wat is er toch fraaie muziek geschreven! En wat goed uitgevoerd door Claude Helffer die maar liefst drie toegiften gaf terwijl de man wel uitgeput moest zijn na zoveel vuurwerk en virtuositeit. Maar neen hoor, het eerste was een onmogelijk stukje lawaai van Boulez, het tweede van Debussy en de slotakkoorden waren gereserveerd voor Ravel.
Het is heel erg plezierig steeds weer nieuw muziek te ontdekken. Dat is een goede reden om naar concerten en recitals te gaan. Het is wel jammer dat ik zo arm ben en voorlopig niet de strijkkwartetten van Bartok kan kopen.
Na het recital hebben we wat gedronken en zijn daarna naar het hotel gegaan om te slapen. Hieronder een foto van de heer Delafield, een geweldig mens een een typische Engelsman. Wat dat is? ja wat is het, ik zou het niet weten maar zijn beleefdheid is opvallend dat soms wel 'ns raar overkomt maar misschien zijn we dat niet gewend in dit land. Hoe dan ook, het is een gentleman, een hele lieve.

vrijdag 8 juli 2016

Woensdag 16 februari 1977

Naar de Grote Zaal geweest van De Oosterpoort voor een gast-concert door het Frysk Orkest. Geen N.F.O. ditkeer maar het orkest uit Friesland dat hopelijk ooit mijn 'heitelan' wordt. Niet dat ik nou zo dol ben op die Friezen en hun rare taaltje, maar Sybren heeft gesolliciteerd als directeur van de Provinciale en Buma bibliotheek in Leeuwarden dus er zit een dikke kans in dat we verhuizen naar de Friese hoofdstad en dat heeft als voornaamste voordeel dat ik hier tenminste weg ben want ben al jaren zat van Groningen. Nu maar hopen dat-ie de functie krijgt!
Genoeg hierover.
Men begon het concert met een werk van de Tsjech Oldrich Flosman die, wat mij betreft, het beste in z'n geboorteland voet aan de grond moet zien te krijgen want in deze contreien lukt het voor geen meter. Het is nietszeggende oervervelende 'muziek', zielloos en stuitend simpel. Voor de blazers is het misschien nog te pruimen maar voor de luisteraar is het niet om aan te horen. In de pauze hoorde ik van de alt-violist Rien (een vriend van Cor Elserman) dat de man een zeer felle communist is en tijdens de repetities daarover begon te mekkeren. Er werd beschaafd tegen geprotesteerd door de h.h. musici maar Flosman was niet te stoppen vertelde de alt-violist. Zo hoor je nog eens wat.
Wanneer Mozart 'slechte' of 'minder slechte' werken geschreven zou hebben, dan komen de drie divertimenti KV 136-138 daarvoor beslist in aanmerking. Het orkest speelde vanavond de laatste (KV 138 dus) en er was niets aan. Slap en sloom van voordracht, onevenwichtig uitgevoerd en allerminst gaaf van afwerking. De blazers en slagwerkers deden het, op wat glijerige loopjes na, ietsjes beter maar over het algemeen genomen was de uitvoering beroerd en de compositie niet veel beter. Onder leiding van die speelgoedpop Fackler was het sowieso niet erg inspirerend allemaal dus het kan ook aan de dirigent en musici hebben gelegen dat dit zo'n bloedeloos werk bleek.
Neen Mozart is gaaf en heerlijk meesttijds maar dit was waardeloos. Snel vergeten.
Het publiek - dat slechts uit 400/500 man bestond - reageerde zeer lauw, alsof men geen zin had. Dat bleek ook bij de uitvoering van de prachtige Vier letzte Lieder van Strauss dat het hoogtepunt van de avond had moeten worden maar het niet werd. De sopraan Maria Dornya werd vrijwel voortdurend overstemd door het orkest en dat geteld bij de slechte articulatie van de zangeres, werd het een desastreuze 'opvoering'. Op zich is de stem van Dornya meer dan royaal genoeg en is bovendien zeer stralend en rijk aan kleurnuances maar men moest gissen wat zij zong (de teksten waren in andere volgorde in het programmablad afgedrukt).
Toen ze opkwam en voor het publiek een buiging maakte, zag ik haar opvallend witte benen. Ik zat natuurlijk weer vooraan dus dan zie je nog 'ns wat, Ik hoorde later van Ineke dat achterin de zaal de teksten nauwelijks waren te verstaan want dat het orkest zo hard speelde. Wat mij wel irriteerde was het tremolo in haar stem (wat ik duidelijk hoorde want zat immers voor in de zaal) en dat voortdurend. Deed me denken aan Ferrier die ook zo'n trillend geluid voortbracht, vreselijk!
Ze kwam na een matig applausje een keer terug en het publiek stopte met klappen toen ze nog niet eens het podium had verlaten. Dat zegt genoeg. Pijnlijk.
In de pauze nog even geklets met Rien en toen huiswaarts gegaan. Berlioz' meesterwerk Symphonie fantastique heb ik niet gehoord. Ik las zojuist dat Renske Koning het een 'slordige en onbeheerste uitvoering vond' dus heb niks gemist. Dat Frysk Orkest is matig, het N.F.O. is stukken beter en dat zeg ik zonder enige vorm van chauvinisme.