zondag 9 oktober 2016

Vrijdag 7 oktober 1977

Vandaag was een heuglijke dag. Ben vanmiddag naar Amersfoort gereisd voor een bezoek aan de meester-drukker Albert van der Heide. Het boekje Haydns Tod was klaar en ik kon m'n 25 exemplaren, de tweede uitgave van de Ricercare Pers, ophalen. Ik verkoop ze voor 40 gulden per stuk en wanneer er twintig liefhebbers zijn, is er voldoende geld voor een volgend bibliofiel werkje.


Vanavond bij terugkeer met Henk Koerts naar een pianorecital geweest dat gegeven werd door Jean Roldolphe Kars. Geen enkele informatie over hem op het lullige programmablaadje (A4) en ook niet over de te spelen werken. Gewoon de volgorde op een kladje en daar moeten we het dan maar mee doen.
De jonge pianist begon met een vreemd stuk van Liszt 'Vallee d' Obermann' dat hier en daar wel aardig was maar zoals gewoonlijk bij Liszt, onafgewerkt en daardoor verwarrend. Ik ben niet dol op Liszt en dat bleek nu maar weer 'ns: het kostte me moeite de aandacht er bij te houden.
Na dit geharrewar Schuman: Fantasia op. 17. Aan de vorige componist opgedragen maar geschreven voor een Beethovenmonument in Bonn want de opbrengst was daarvoor bestemd. Liszt, die de Fantasie voor Schumann zelf heeft gespeeld, heeft gezegd dat het eerste deel meestal te energiek wordt uitgevoerd: volgens Schumann moest het in de eerste plaats "traumerisch" zijn. In dat opzicht stelde Kars, ondanks al zijn pianistiek (die hier en zeker in de beruchte lastige mars wel nodig was ook) teleur.
Schumann is vaak vervelend en lawaaierig met z'n pianomuziek. En dan die rare fraseringen, bijvoorbeeld het eerste deel van dit werk waarin de linkerhand geweldig veel te doen heeft (een melodie is er niet in te ontdekken) en de rechterhand maar wat rustig voortkabbelt. De meeste pianomuziek van deze idioot is uitgesproken irritant en bij lange na niet zo groots als wat Chopin voor het instrument schreef. OK, z'n liederen zijn het beluisteren meer dan waard en dat geldt ook voor enkele van zijn symfonieën maar over 't algemeen vind ik Schumann geen reet aan.
Na de pauze zes preludes uit boek 1 van Claude Debussy. Vooral 'Ce qu'a vu le vent d'ouest' is fraai. Hij speelde mooi en ingetogen en met een opmerkelijk toucher. Fluweelzacht. Was-ie voor de pauze nog wat nerveus wellicht, na de pauze was dat verdwenen en konden we genieten van een voortreffelijk spelende Kars.
Voordat het recital begon (door de microfoon van De Oosterpoort aangekondigd als 'pianoconcert'), klonk de mededeling dat we tien minuten geduld moesten hebben vanwege een defect aan de piano. De pianist deed ook tussendoor wat aan het instrument en we hadden de indruk dat er inderdaad iets aan mankeerde hoewel dit niet was te merken, althans mij is het ontgaan.
De sonate van Prokofjeff tot slot, nummer 7 op. 83, was heerlijk om te horen maar vooral te zien uitvoeren. Prachtige muziek, ongelooflijk virtuoos en zo nu en dan grappig. Ook wat effecten maar steeds erg muzikaal. Deze motorisch opgevoerde sonate was voer voor Kars' technische meesterschap. Vooral het tweede deel, andante caloroso, is ontroerend mooi gevolgd door Precipitato dat een vloed van akkoorden is waar Kars moeiteloos doorheen 'zwom'.
Zijn kwaliteiten leken weer geheel op hun plaats in de toegift, waarmee hij terugkwam bij Liszt: de Bagatelle tonalite (en ik dacht aanvankelijk dat het iets Frans was maar lees nu in de recensie van Renske Koning dat het dus Liszt was).
Terecht een stevig applaus voor de jonge en goodlooking pianist. En wij een gedenkwaardige avond rijker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten